De Pontonniersbrug en de VierdaagseUit: De Pontonnier, zomer 2015, door Jan Terra (een oud-pontonnier)U zult het zich misschien niet meer herinneren, maar ook rond de late jaren 60 kampte de regering met een tekort op het huishoudboekje van de Staat der Nederlanden. Er moesten vele miljoenen worden bezuinigd en Defensie - het was immers vrede rondom - zou dus ook wel een aandeel kunnen leveren, zo dacht men.
Het oog van de departementale rekenmeesters viel op de brug die in juli bij Cuijk geslagen zou moeten worden. Dat karwei kostte elk jaar maar liefst fl 61.000,00 (€ 27.680,58) en de wandelaars zouden zich vast niet uit het veld laten slaan (lees: niet meedoen aan de wandeltocht) voor het geval de deelname een enkele rijksdaalder € 1,13) meer zou gaan kosten.
Mocht dat toch op bezwaren stuiten, dan bestond ook nog de mogelijkheid om "Cuijk" te schrappen, dit indachtig de oude wijsheid dat er meer wegen naar Rome (lees: Nijmegen) leiden, dan die via Cuijk. Zo redeneerden, neem ik aan, de boekhouders van het ministerie en hun baas.
Maar er was buiten de waard gerekend. De wereld rond Nijmegen en Cuijk stond op zijn kop en was te klein. Spontaan werd een "comité tot behoud van de brug" in het leven geroepen. Actie voeren, dat was het parool. Cuijk moest en zou Vierdaagsestad blijven. De actieleus was: "Wij willen onze brug ook volgend jaar terug!". Dat rijmde niet alleen, het hielp ook nog.
Om de actie van Cuijk voor het behoud van de brug te ondersteunen, kwam zelfs de commissaris van de Koningin kijken en hij bracht zelfs zijn echtgenote mee. En ook
Jan Cottaar, fameus sportverslaggever in die jaren en bekend o.a. van de Tour de France, deed ook een duit in het zakje. Vervolgens gebeurde wat verwacht mocht worden, de minister van Defensie trok alsnog zijn portemonnee. Maar hoe hij vervolgens het gaatje in zijn begroting heeft weten te dichten hield hij voor zich zelf.